Bereiken de slimste kinderen ook het hoogste onderwijsniveau?

17 maart 2017 • Monique Marreveld | Didactief • Nationale Onderwijsweek

Streven naar excellentie, wie kan daar nou tegen zijn? Nou, wijlen Jaap Dronkers misschien?

Hij biedt in zijn bijdrage in de bundel Meritocratie minstens een afwijkend perspectief: in een tijd waarin het hoger onderwijs steeds massaler wordt, kan deelname aan een duur university college dat prat gaat op excellentie of een exclusief honours programma een manier zijn om 'het verschil' te maken. Het kan hoger opgeleide gezinnen helpen hun voorsprong te behouden in het onderwijs. Kinderen van lager opgeleiden die een UC niet kunnen betalen, hebben het nakijken. Niet 'excellentie', maar 'ongelijke kansen' zijn het toverwoord.

De bijdragen aan Meritocratie die Dronkers samen met Herman van de Werfhorst schreef, lagen bij de drukker toen hij plotseling overleed. Ze bieden interessante onderzoekscijfers bij actuele onderwijsvraagstukken. De vragen die de twee stellen: bereiken de slimste kinderen ook daadwerkelijk het hoogste opleidingsniveau? En wat maakt dat uit voor kinderen uit lager opgeleide gezinnen in een tijd waarin iedereen steeds hoger opgeleid wordt?

Stapelen

Dronkers c.s. constateert dat het er tussen 1940 en 1980 niet meer toe doet voor de prestaties van kinderen aan het einde van de basisschool of hun vader arts is of putjesschepper. Het doet er wel toe (en steeds meer) welke opleiding hun ouders hebben. Niet beroep, maar opleiding telt (al gaan die ook vaak samen).
Dronkers ziet ook een samenhang tussen de basisschoolprestaties (zeg maar de score op de Cito-eindtoets) en het startniveau aan het begin van het voortgezet onderwijs. Kinderen komen dus steeds meer op hun plek in de brugklas (in ieder geval tot 1980). Maar dat zegt niet zoveel over waar ze eindigen, blijkt uit de cijfers. Het beginniveau van een leerling in het voortgezet onderwijs voorspelt in deze vier decennia steeds slechter het eindniveau.

Niet altijd bereiken de slimste kinderen het hoogste niveau.

Van de jaren vijftig tot de vroege jaren zeventig kwamen stapelaars steeds beter uit de verf, vanaf de jaren zeventig-tachtig belandden leerlingen toch weer vaker op het eindniveau dat overeenkwam met het niveau waarop ze instroomden in het VO. Weer speelt de achtergrond van de vader daar volgens Dronkers c.s. een belangrijke rol in: naarmate vaders hoger zijn opgeleid, bereiken kinderen een hoger opleidingsniveau. Niet hun eigen prestaties zijn doorslaggevend, maar de regie van hun vader, zou je kunnen zeggen.
Er vindt in gezinnen van hoger opgeleide vaders makkelijker compensatie plaats als kinderen niet meteen aan de verwachtingen voldoen. Ze kunnen doubleren zonder afstroom, krijgen bijles en privéonderwijs, kunnen langere onderwijstrajecten doorlopen. Het zijn precies deze factoren – nu modieus ´schaduwonderwijs ´ genoemd – waartegen de Onderwijsinspectie waarschuwde na publicatie van het meest recente Onderwijsverslag. Ouderlijke regie (culturele hulpbronnen, noemt Dronkers ze) en geld kunnen het verschil maken, als het gaat om onderwijskansen.

Paul de Beer, Maisha van Pinxteren: Meritocratie. Op weg naar een nieuwe klassensamenleving? Amsterdam University Press, 2016.

Reality check

Dronkers en Van de Werfhorst geven ook beleidsmakers die tevreden constateren dat het gemiddeld opleidingsniveau in Nederland omhoog gaat, een reality check. Want concluderen zij op basis van onderzoek, dat is maar relatief. De cijfers die ze gebruiken, wijken iets af van het onderzoek naar hoogste eindniveau dat hierboven staat en zijn gebaseerd op de jaren 1937-1987. Conclusie na analyse: op de arbeidsmarkt hebben kinderen van ouders met een mbo-opleiding tegenwoordig minstens hbo nodig om voor een vergelijkbaar beroep als dat van hun ouders in aanmerking te komen. Met andere woorden, mensen moeten steeds meer onderwijs volgen om dezelfde beroepspositie als hun ouders te krijgen. De kinderen van ongeschoolde arbeiders bijvoorbeeld zijn dus qua opleiding wel bezig aan een inhaalslag, maar zij profiteren daar eigenlijk niet van. En over de gehele linie geredeneerd blijkt de 'sociale stratificatie' (met een duur woord) in de Nederlandse samenleving veel constanter dan velen denken. Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt meestal geen kwartje, zelfs als hij of zij hard geleerd heeft om de opleiding te halen die daar bij hoort. Daar zouden beleidsmakers eens over kunnen nadenken.

Dit artikel is eerder verschenen op www.didactiefonline.nl op 27-07-2016 met de titel 'Dronkers houdt ons scherp tot het einde'.

Blijf op de hoogte

Winnaars, evenementen, onderwijsnieuws als je niets wilt missen, meld je je hier eenvoudig aan voor de nieuwsbrief.