'Ik wil zó graag spelen'

13 november 2019 • Tineke Spruytenburg • Nationale Onderwijsweek
Foto; Maret Hosemann Pixabay

Baf! Met de snelheid van het licht veegt de oudste jongen in de klas een houten puzzel van de kast. Kletterend vallen de stukjes op de grond. Aan de kinderen in de kring ontsnapt een zucht van verlichting: geen van hen is geraakt. 

Ik kijk de forse jongen aan en vraag hem om de kast heen te lopen zodat hij dichter bij me is. Hij slaat zijn ogen niet neer, houdt wel meer dan een armlengte afstand. Wat is er aan de hand?, vraag ik. De jongen haalt zijn schouders op en staart naar de grond. Ik vraag of hij een probleem heeft. Ja, antwoordt hij, ik mag nooit spelen. Ik wil ook spelen!” “Ben je boos omdat je eerst de rekenwerkjes moet maken en gooide je daarom de puzzel van de kast? Ja. 

Wil je de puzzel oprapen alsjeblieft, dan kunnen we daarna samen zoeken naar een oplossing?Zonder morren zoekt hij de stukjes bij elkaar, legt ze op de juiste plek en steekt de puzzel terug in het kastje. Ondertussen heb ik de kleine kring afgesloten en zwerven de kinderen door de ruimte op zoek naar een opdracht die aantrekkingskracht uitoefent. 

Roddy komt naast mijn stoel staan. Ik nodig hem uit te vertellen waarom hij zo boos werd. Ondanks zijn gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal is zijn verhaal goed te volgen. Hij is een paar weken geleden herenigd met zijn ouders en zijn vier jongere broers en zussen, nadat hij jarenlang bij familie buiten Nederland heeft gewoond. Alles is nieuw voor hem, het samenleven in het gezin, de taal, de leefomgeving, de school… Werkelijk alles. Thuis is het een drukte van belang en moeten de andere gezinsleden er ook aan wennen dat er iemand is bijgekomen. 

Roddy, ruim zes jaar oud, heeft een aanzienlijke ontwikkelingsachterstand op vrijwel alle gebieden. Zijn vaste leerkracht heeft daarom een werkplan opgesteld om zijn niveau te verhogen. Dagelijks liggen er drie taakjes voor hem klaar op het gebied van aanvankelijk lezen, rekenen en schrijven. Gisteren was mijn moeder boos op mij en moest ik op mijn kamer blijven, vertelt hij en nu moet ik zoveel werk doen. Ik mag nooit spelen. De tranen lopen over zijn gezicht als hij vervolgt: En ik wil zó graag SPELEN. 

Ik begrijp het. Hoe zouden we dit kunnen oplossen?, vraag ik. Eerst spelen, dan werken. OK, goed idee. Nadat we een afspraak gemaakt hebben over de speeltijd, nodig ik hem uit me te laten zien waar hij graag wil spelen. Hij kiest de hoek uit met lego-duplo, laat zich vol overgave op zijn billen vallen en gaat op in zijn spel. Als ik hem tien minuten later wijs op het verstrijken van de tijd, pakt hij zijn werkboekje op en maakt de opdrachten zo goed als hij kan. 

Op de dagen dat ik in de groep ben, zorgt hij ervoor dat hij ruimte heeft om zijn behoefte aan spelen te vervullen. Ik zie hem als een peuter roeren in de zandtafel, autootjes onder het zand verstoppen en weer vinden, vaak vergezeld van kinderen die qua leeftijd aan dit soort spel toe zijn. Op zo’n dag laat hij me zien hoe hij een tunneltje in het zand heeft gemaakt. Trots steekt hij zijn arm erdoorheen en kijkt met een grote lach hoe de tunnel instort.  

Niet lang daarna zit mijn invalperiode erop. Ik voel hoe moeilijk het soms voor me is om kinderen als Roddy los te laten. 

Tineke Spruytenburg is leerkracht en geeft mindfulness aan kinderen en volwassenen. 

Dit is een artikel dat eerder werd gepubliceerd op NIVOZ-platform hetkind – het platform voor leraren en schoolleiders met een dagelijkse stroom aan verhalen die aanzetten tot dialoog en verbinding. Stichting NIVOZ is partner van stichting Nationale OnderwijsWeek.

Blijf op de hoogte

Winnaars, evenementen, onderwijsnieuws als je niets wilt missen, meld je je hier eenvoudig aan voor de nieuwsbrief.